
Een vijftiental jachten uit de jaren zestig kenmerken de overgang van de stalen scheepsbouw naar het gebruik van polyester in de seriebouw. De Ecume de Mers en Trintalla’s varen nog steeds rond. De watersportwereld heeft deze kunststoffen jachten erkend als polyclassics, waarmee ze hun plaats hebben veroverd in de visie op authenticiteit. Ze presenteren zich voor het eerst als groepsthema op Oostende voor Anker.
Erfgoed is wat we vandaag gebruiken en voor de toekomst bewaren. Zet je daar een schuifregelaar op, dan is het materiaal van vandaag het erfgoed van morgen. Velen zullen het effect erkennen als het over vintage gaat. Een trendy term die de stijliconen van de jaren vijftig, zestig en zeventig uit de voorgaande eeuw terug voor het voetlicht brengt. De scheepsbouw kent dat fenomeen ook. Het einde van de achttiende eeuw is kenmerkend voor de overgang van de ambachtelijke houtbouw van schepen die op basis van de vader op zoon kennisoverdracht werden gebouwd naar de industrialisering. De productie van degelijk ijzer en de drang om meer seriematig te gaan produceren leidde tot de ingang van ijzeren schepen die eerst op plan werden uitgetekend.
Begin jaren zestig zijn al even cruciaal als het over de overgang van staal naar polyester gaat, vooral dan in de jachtbouw.
De Ecume de Mer
Jean Marie Finot bedenkt in 1968 de Ecume de Mer, een zg ‘course croisière’ zeilboot, geschikt voor sportief zeilen in de kustwateren. Het eerste exemplaar wordt in Nederland bij Huysman gebouwd, een werf die dan al investeert in frisse vernieuwing. Deze wint de twee daaropvolgende jaren alle wedstrijden.
De boot is relatief klein maar met een prestatievolle ronde rompvorm. Hij is aangepast aan de wedstrijdnormen van dat IOR tijdperk en biedt toch aardig wat comfort voor een bemanning van vier. Een voltreffer die het einde van de smalle, zware en dikwijls natte S spantjachten uit het RORC tijdperk inluidt.
In 1969 neemt de Franse werf Mallard de productie van de Ecume op zich. De ontwerper brengt verbeteringen aan het oorspronkelijke ontwerp, zodat het gladboordig in een mal en uit polyester kan gemaakt worden. Als de boot op het watersportsalon in Parijs tentoon wordt gesteld, is het meteen raak. De boot is handig en comfortabel, hij kan bij wijze van spreken rondjes draaien rond de meestal stalen wedstrijdschepen in de diverse regatta’s. Tot 1975 worden er ruim 1350 exemplaren van gebouwd, waarvan er nu nog steeds vele van rondzeilen.
De Ecume de Mer werd in onze contreien beroemd door de dynamische aanpak van de schipshandler Van Breuse in Zeebrugge, die de Ecume de Mer ook in Nederland met succes verdeelde.
De Ecume de Mer eigenaren in het Noorden (de Lage Landen) als in het Zuiden (Frankrijk) werken hard aan hun boten en vormen hechte communities met diverse activiteiten zoals reünies, regatta’s maar ook een technische samenwerking.
De Trintella
Scheepsbouwer Anne Wever uit ‘s-Hertogenbosch begint in 1953 met het bouwen van plezierboten. Met een omwegje komt hij in contact met de jachtontwerper E.G. Van De Stadt Die zal een wereldreputatie maken door innovatieve, goed zeilende jachten te ontwerpen voor zowel de compromisloze pleziervaart op plassen tot oceanen. Van De Stad tekent ook aanzienlijk wat prijzenwinnende racemachines.
Trintella III
Als in 1959 een werf in Engeland met de polyesterbouw begint van een Van De Stad ontwerp, vraagt Anne Wever aan de designer een nieuwe versie van de succesrijke Trintel 1 te tekenen, een jacht dat de werf eerder in hout had gebouwd. Het ontwerp is een voor die tijd moderne aanpassing van een klassieke jacht met lange kiel en dubbele S-vormig rompprofiel. Wever laat meteen de rompen van deze Trintella elders bouwen, maar drijft zijn zin door om het luxe cachet te behouden door de opbouw in eigen beheer in hout uit te voeren. Trintella's I en Ia werden de succesvolste modellen in de Trintellareeks, in totaal zijn er 260 van gebouwd. Later volgen ook de grotere Trintella II en IIa, III en IIIa, enz. .
Ook vandaag worden nog Trintella’s gebouwd tot 78 voet die de kenmerken van zeewaardigheid, comfort en luxe zijn blijven dragen.
Oceaanracer pur sang
Een van de meest markante schepen uit deze categorie is vast de Tomidi.
Het is een jacht dat uit een project sproot dat de Belgische vlag in de toenmalige Whitbread Round the World race liet zien. Bredenaar Staf Versluys was het publieke boegbeeld en de feitelijke schipper aan boord. Het project werd getrokken door een reeks ondernemers waaronder de eerste sponsor: sportkleding en accessoire fabrikant Rucanor. Na twee deelnames aan de heroïsche rond de wereld zeilrace in etappes (nu de Volvo Ocean Race) ging het schip over in particulieren handen en nam het deel aan andere lange afstandswedstrijden en transats. De Tomidi zeilt nu met succes als een sail training jacht.
Andere schepen die onder Belgische vlag deelnemen aan de Tall Ships Races en die Oostende voor Anker onder geen beding willen missen zijn de houten Rupel schoener, en de jachten de Antwerp Flyer en de Polarrev, alle twee in aluminium.
Daarnaast levert de vloot aan de zg. Old Gaffers, klassieke scherpe schepen met het trapeziumvormige grootzeil en de boegspriet, het pigment voor Oostende voor Anker.
Tekst: Pit De Jonge
Comments